Martin, je bent nu ongeveer een half jaar leermeester. Waarom heb je besloten om deze taak op je te nemen en hoe heb je dat aangepakt?
Martin: ‘Ik vind het gewoon heel leuk om de jonge generatie op weg te helpen. Ook voor de toekomst van ons vak is het belangrijk dat leerlingen goede begeleiding krijgen. Daarom heb ik de training Leermeester gevolgd bij Innovam. Ik heb hier geleerd wat er allemaal bij komt kijken als je leermeester bent. Ook kreeg ik uitgelegd hoe je instructies en feedback kunt geven en hoe je leerlingen motiveert. Er zijn momenteel vier BBL-leerlingen bij ons aan het werk, van wie Wessel er één is. Ik begeleid ze samen met de werkplaatschef.’
Heb je zelf ook een goede leermeester gehad?
Martin: ‘Ja, wel meer dan één. Ik ben al op mijn zestiende begonnen met sleutelen. Toen ik opging voor eerste monteur, had ik een leermeester die al jaren in het vak zat. Hij heeft me heel veel praktische dingen geleerd. Maar wat ik me vooral herinner, is dat hij altijd tijd voor me had. De rust en de tijd nemen, en dus écht aandacht te geven, dat probeer ik nu ook te doen.’
En Wessel, merk je daar wat van?
Wessel: ‘Zeker! Veel dingen kun je zelf wel, maar het is soms toch fijn als er iemand even meekijkt. Het is vaak een kwestie van even op weg helpen, dan kun je daarna weer verder. Of gewoon een extra check of je iets goed doet. Ik vind het fijn dat ik altijd bij Martin terecht kan, hij maakt meteen tijd voor me vrij. Maar dat geldt eigenlijk ook voor de werkplaatschef en de andere collega’s.’
Martin: ‘We hebben hier veel ervaren collega’s, die zijn allemaal niet te beroerd om even te helpen. Ik ben natuurlijk ook weleens ergens mee bezig waar ik niet bij weg kan lopen, dan kijk ik wie van mijn collega’s beschikbaar is. Eigenlijk doen we het samen. Maar mijn collega’s zitten niet te wachten op de administratie die erbij komt kijken, daarom zijn ze niet officieel leermeester. Zelf vind ik die administratie wel leuk om te doen, zoveel werk is het eigenlijk ook niet. Ik moet bijvoorbeeld praktijkboeken nakijken en gesprekken voeren met de mentor van school.’
Hoe probeer je leerlingen te motiveren? Hoe maak je ze enthousiast voor elektronica en digitale diagnose?
Martin: ‘Door zelf positief te zijn over wat ik doe, over het werk en het bedrijf. Ik houd van mijn vak en dat probeer ik uit te stralen. Elektronica hoort er tegenwoordig ook gewoon bij. Ik merk dat leerlingen dat soepel oppakken. Als ik enthousiast ben, en dat laat zien, worden leerlingen vanzelf ook enthousiast.’
Wessel: ‘Er zijn altijd klusjes die minder leuk zijn, maar dan zegt Martin: ‘Kom, we doen het even met z’n allen, dan zijn we snel klaar!’ Er wordt hier goed samengewerkt, mooi vind ik dat.’
Wat voor soort nieuwe vakkennis hebben leerlingen nodig? Krijgen ze vanuit school genoeg ICT-kennis mee?
Martin: ‘De jeugd die nu van school komt, is verder met elektronica dan een technicus van mijn leeftijd die nooit heeft bijgeschoold. Ik vind het alleen maar positief dat er veel aandacht aan wordt besteed. Vroeger pakte je eerst een hamer of een beitel. Nu klap je eerst de laptop open.’
Wessel: ‘Op school leer ik veel over elektronica. Martin legt uit hoe ik dat in de praktijk kan toepassen. Maar hij zegt ook altijd tegen mij: zorg dat je ook verstand hebt van mechanische techniek, want dat is de basis.’
Hoe haal je het beste uit je leerlingen?
Martin: ‘In elk geval niet door alles voor te kauwen en heel erg op hun vingers te kijken. Ik zeg altijd: ‘Begin maar gewoon, en als je vragen hebt dan hoor ik het wel’. Dat kan ook, want de technische kennis hebben ze wel. Misschien doen ze er wat langer over zo, maar ik denk wel dat dit de beste aanpak is. Ze moeten toch hun eigen manier ontwikkelen. Als ik alles voordoe, leren ze niks.’
Wessel: ‘Het is ook veel fijner zo. Je hebt veel zelfstandigheid, maar weet wel dat je altijd om hulp kunt vragen. Ik denk inderdaad dat je zo het meest leert.’